Parafilieën (seksuele perversies)
Freud heeft gewezen op het belang van het bestuderen van perversies. Hij ontdekte dat hetgeen in de neurose wordt verdrongen in de perversie wordt uitgeleefd. Hij noemde de neurose het negatief van de perversie. Freud gaf een ander belang van perversies aan, namelijk dat zij voor ernstige persoonlijkheidsproblemen (een persoonlijkheid rijk aan innerlijke structurele tegenstellingen) een mogelijkheid bieden tot een compromis te komen zonder de werkelijkheid al te zeer geweld aan te hoeven doen en toch niet psychotisch te worden. Hij noemde dit de verticale splijting van het Ik.
Na de grote veranderingen in de seksuele moraal is er de laatste jaren weer behoefte aan duidelijke afgrenzing. We spreken niet meer van perversie maar van parafilie of afwijkend seksueel gedrag. Hoe de seksuele moraal ook veranderd moge zijn, hoeveel toegeeflijkheid er ook voorgewend wordt ten aanzien van wat mensen met elkaar buiten de openbaarheid uitspoken, hoe er ook wordt gesproken van vloeiende overgangen in de trant van: we zijn allemaal een beetje pervers, het blijft een gevoelig onderwerp.
Zelfs bij de indicatiestelling voor psychotherapie wordt er weinig geïnformeerd naar concreet seksueel gedrag. Aangezien geheimhouding vaak deel uitmaakt van de perverse strategie loopt de therapeut het risico een bondgenoot worden in het instandhouden van de stoornis. Perversies zijn moeilijk te vinden. Iedere persoonlijkheidsstoornis bevat perverse elementen, bedient zich van perverse strategieën. Aangezien het slagen van deze strategieën vaak gepaard gaat met een intens lust- of beloningsgevoel zijn deze strategieën niet gemakkelijk op te geven.
Fetisjisme
"De grote beeldenstorm die woedde in het tijdperk van de reformatie bracht niet alleen discussies en geschriften voort maar ook oorlogen en slachtingen. Dit bewijst voldoende de algemeenheid en de kracht van onze neiging om het heilige te verwarren met het materiële, het tastbare dat het vertegenwoordigt. Het fetisjisme heeft in de liefde geen geringere positie." (Binet).
Deze positie neemt het fetisjisme in ieders seksleven in, men spreekt echter pas van fetisjisme (als stoornis) wanneer de fetisj een noodzakelijke factor is, zonder welke seksuele bevrediging dus onmogelijk is. Vroeger werden alle mogelijke fetisjisme apart een naam gegeven. Bepaalde lichaamsdelen, een hand een voet, bont en zakdoekjes, schoenen of vlechten kunnen wanneer zij in de seksuele beleving onmisbaar zijn als zodanig bij het fetisjisme benoemd worden.
Freud ontdekte de ontwikkeling van de seksualiteit. Namelijk vanaf de geboorte. Freud zag perversies als fixatie aan, dan wel regressie naar fasen en zones van de pre-genitale seksuele ontwikkeling. De oorzaak voor de fixatie of de regressie is gelegen in de problemen bij het doorlopen van het oedipoescomplex, in casu in de mate van castratieangst.
Aangezien de kinderlijke seksualiteit polymorf pervers is zijn de latere perversies veelvormig. Freud beschouwde het fetisjisme als het prototype van alle perversies . Hij stelde dat als volgt voor: de aanblik van het vrouwelijk genitaal beangstigt het jongetje dermate dat hij de afwezigheid van de fallus loochent. Er is natuurlijk een deel van de persoon dat (heus wel) wéét dat de vrouw geen fallus heeft maar een ander deel houdt vast aan de voorstelling van een "ongecastreerde" vrouw. Dit vasthouden, dat neerkomt op een splijting van het ik, van twee werkelijkheden wordt bekrachtigd door de fetisj. De fetisj zelf is meestal een toevallige vondst waarmee over de dreiging van castratie getriomfeerd wordt. De fetisj biedt intens lustvolle seksuele bevrediging, is makkelijk bereikbaar en de betekenis er van wordt niet gauw door anderen doorzien. Hoe meer de fetisj zowel de "castratie" (penisloosheid) van de vrouw loochent als bevestigt, door de penis van de vrouw te zijn, hoe solider de constructie is tegen beïnvloeding van buitenaf. Diepgeworteld als fetisjisme is laat het zich niet eenvoudig behandelen.