Anorexia nervosa

Herkenning

Bij de anorexia nervosa wil de patiënt magerder zijn dan goed voor haar of hem is, wat wil zeggen: de persoon is (veel) dunner dan normaal is voor de leeftijd en lengte. Daarnaast wil men niet aankomen in gewicht; er bestaat zelfs uitgesproken angst om zwaarder te worden. De persoon vindt zichzelf te dik, ook al is hier geen sprake van (dit wordt gestoorde lichaamsperceptie genoemd). De gedachte dat men vet is, berust niet op een zichzelf voor de gek houden: de persoon ziet zich daadwerkelijk als dikker dan anderen dat doen. Zij ervaart zich fysiek als moddervet, haar lichaam voelt zwaar, opgezwollen, pafferig aan. Tenslotte kan, als gevolg van de uitgesproken gewichtsvermindering de menstruatie ophouden.

Opvallend is de gedrevenheid waarmee de persoon met anorexia nervosa magerheid nastreeft: bijna alles staat er in het teken van. Eten wordt gemeden, of activiteiten worden ondernomen om gewichtstoename te beperken of gewichtsverlies te veroorzaken. Voor het laatste wordt gebruik gemaakt van braken, laxeermiddelen (stoelgang stimulerende middelen), plaspillen of overmatig sporten. De schadelijkheid van de caloriebeperking of de ongezondheid van de purgerende activiteiten, zoals het braken en het misbruik van laxeermiddelen worden niet als zodanig door de patiënt opgevat. Dikwijls zal de persoon vanwege het voortdurend bezig zijn met voedsel, eten en vermageren slechter functioneren en beperkt worden in het aangaan en onderhouden van contacten.

  • magerder dan normaal voor lengte en leeftijd
  • persoon wil niet toenemen in gewicht
  • gestoorde lichaamsbeleving
  • uitblijven menstruatie

Achtergrond

Anorexia nervosa komt voor bij 0,5% van de bevolking, bij vrouwen 20x zo vaak als bij mannen. 15% van de anorexia nervosa patiënten sterft ten gevolge van de aandoening. Er wordt een caloriebeperkende vorm onderscheiden waarbij niet gegeten wordt om af te vallen en een purgerende vorm waarbij vasten kan worden afgewisseld en gecombineerd met vreetbuien, braken en laxeermiddelen misbruik.

Het is niet opgehelderd hoe anorexia nervosa en boulimia ontstaan, mede omdat hier nog zeer weinig solide wetenschappelijk onderzoek naar is verricht. Waarschijnlijk spelen, als bij vrijwel alle psychiatrische (en medische) stoornissen, erfelijke factoren een rol, maar hoe groot deze zijn, blijft onduidelijk. Psychologische factoren, zoals problemen met het zelfstandig worden, moeite om controle uit te oefenen en een gebrekkige zelfwaardering, lijken van groot belang voor het ontwikkelen van eetstoornissen.

Daarnaast is het slankheidideaal van de "westerse" vrouw waarschijnlijk bevorderlijk voor het ontstaan van de aandoening. Inderdaad begint de eetstoornis vaak met een poging gewicht te verliezen om dun te zijn en zodoende waardering van de omgeving te verkrijgen. Echter, het diëten houdt niet op: steeds wordt het streefgewicht door de persoon lager gesteld en de bereikte slankheid is nooit genoeg. Uiteindelijk kunnen vanwege de extreme magerheid ernstige complicaties optreden.

Behandeling

Mensen met een eetstoornis kunnen hun verschijnselen zeer goed verborgen houden (zoals het braken en de vreetbuien). Wanneer men zou vragen naar het voorkomen van dergelijk gedrag, wordt de aanwezigheid ervan dikwijls ontkend. Voor een gedeelte komt dit omdat men zich voor de verschijnselen schaamt of zich onder druk gezet voelt om dikker te worden. Bovendien vinden mensen met anorexia nervosa vaak niet dat ze ziek zijn, laat staat dat ze hulp behoeven.

Voorlichting over de ernst van de aandoening, het beloop ervan en hoe met eten om te gaan vormt het begin van iedere behandeling van anorexia nervosa. Deze is er overigens op gericht om via strakke, gedragsmatige begeleiding, het gewicht te laten toenemen. Daarnaast zullen verschillende psychotherapeutische benaderingen, afhankelijk van de problemen van de patiënt, noodzakelijk zijn om te bereiken dat de patiënt in gewicht wil toenemen en dat wil handhaven. Soms zal vanwege de ernstige vermagering opname in een psychiatrische of interne kliniek noodzaak zijn.

Medicatie

Medicijnen zijn zinvol bij de behandeling van vreetbuien, waarbij deze het verlies aan controle, of preciezer gezegd, de impulsiviteit die met de vreetbuien gepaard gaat, beperken. De medicijnbehandeling is een aanvulling op, geen vervanging van de psychotherapie die dikwijls in intensieve vorm aangewezen is.

vraag een eConsult